Het gemis der stilte

moederbeer met welpen

moederbeer met welpen

De voorbije weken reisde ik -zoals dat heet -langs de rand van de beschaving. Dwars door pioniersstaat Alaska, op zoek naar schoonheid, wild en rust. Vrouw en ik zagen -daar waar menselijke aanwezigheid zich manifesteerde – een ware uitdragerij vanonder het smeltende sneeuwdek tevoorschijn komen. Overal waar mensen woonden lag rotzooi, oude autowrakken, bootjes, caravans, campers, troep en afval, niemand die zich er klaarblijkelijk aan stoorde, nou ja, is ook niet zo vreemd, want zeven maanden van het jaar is de rommel weggestopt onder een dik sneeuwpakket. Maar goed, wat een bende. Zelfs in mid-town Anchorage, de grootste stad van de stad, hadden de meeste erven het karakter van een sloperij.
Dat viel me tegen.

Maar gelukkig is Alaska zo groot, zo enorm uitgesterkt dat er nog veel, heel veel, lappen grond zijn waar de mens zich niet of amper vertoond. Maagdelijke wouden, gevuld met beren (zwart en bruin), wolven, elanden en de kariboe (de wilde versies van het bekende rendier), met allerhande gevogelte en knaagdieren, met rivieren en zeearmen vol vis. Allemachtig, wat een lap land en dat werd dan voor een prikkie aangekocht van die domme Russen (die overigens tegenwoordig rustig de oversteek weer maken en in kleine, afgelegen dorpen eigen gemeenschappen opbouwen alsof er nimmer iets van een Koude Oorlog is geweest, maar dat terzijde). We reden honderden kilometers over wegen die de voorbije winter danig hadden geleden, door steeds lager wordende bossen en uitgestrekte leegten, over bergruggen met maagdelijke sneeuwvelden (de dooi zou later voor overlast zorgen in de dalen) en langs verlaten nederzettinkjes.
We bezochten parken zo groot als alle Nederlandse landsdelen bij elkaar (Wrangel-Saint Elias 53.000 vierkante kilometer), vol krakende gletsjers en puinrivieren, met schorren waarin de Waddenzee talloze malen zou verdwijnen en zagen hoegenaamd geen mensen. Ja, een verdwaasde hippie in Katmai-park die op blootvoets kwam vertellen dat vossen aan de haal waren gegaan met zijn schoenen.

En terugkijkend en terugdenkend aan alles mis ik nu de stilte.
Wij hoorden op momenten onderweg niets.
Wij ervoeren op momenten onderweg het alomaanwezige niets.
Zo intens dat je je zelf kon horen denken.
In Nederland zijn we die stilte voorgoed verspeeld.
Overal is geluid, van ronkende machines tot krakende trappen, van verkeer dichtbij of in de verte, van muzak in winkels tot het geroezemoes van mensen hier, daar en ginder.
Hier kunnen we niet meer verrast worden door geluiden die de stilte doorbreken omdat er simpelweg geen stilte meer bestaat. Daar waren er plots krijsende vogels die net zo plots weer verstilden, het geblaf en gebrom van zeeleeuwen en -honden, het geblaas van bovenkomende walvissen, het gebrom van beren die met een beet een mosselschelp kraakten en het lied van zes huilende wolven.
Hoe krijgen we hier ooit een beetje stilte terug?

Over van Gremberghe

Journalist en internetondernemer. Verslaggever in algemene dienst. Schrijft over Zeeland, Neder- en buitenland. Over wat wel en niet gebeurt, over reizen en soms over gewone mensen. Immer gedreven en oprecht, voor zover daar sprake van kan zijn.
Dit bericht is geplaatst in DAAR : Zeeuwse zaken, GINDER; Nationale en internationale zaken, HIER ; Zeeuws-Vlaamse zaken met de tags , , , . Bookmark de permalink.