Babijns bosje

François Babijn van de Onafhankelijke Waterschapspartij is boos op het dagelijks bestuur van het waterschap Zeeuws-Vlaanderen omdat het schap begonnen is met het rooien van 176 populieren in het bosje aan het Magereind bij buurtschap Nummer Een. Het schap heeft de kettingzagen nadrukkelijk laten aanrukken op verzoek van het Zeeuws Landschap, omdat die club vindt dat de populieren ter plekke niet passen in het landschap. Sterker nog, het Zeeuws Landschap vindt dat het hele bos bij Nummer Een weg moet, omdat de bosschages het open Zeeuws-Vlaamse landschap geweld aandoet.
Ik ben het niet vaak met Babijn eens, maar in dit geval verdient de West-Zeeuwsvlaamse politicus steun, temeer omdat het met dit bosje niet zal ophouden. Na de kustverdedigingswerken in de jaren ’70 en ’80 en de herverkavelingsprojecten in diezelfde perioden was het vrij gebruikelijk dat natte overhoeken en andere niet voor akkerbouwdoeleinden geschikte stukken grond werden ingeplant met populieren of struikgewas. Deze kleine landschapselementen konden – in de redenering van de landschapsinrichters van toen – beschouwd worden als compensatie voor het kleine groen (de dreven, de losse bomen in de landerijen) dat met de herverkaveling uit het landschap was verdwenen. De groene hoekjes boden bescherming aan allerhande dieren. Toen in de jaren ’90 meer en meer van dit soort hoekjes verdwenen (de boeren hadden er nog wel een last van werd gezegd) pleitte de Oost-Zeeuws-Vlaamse natuurbeschermer en waterschapsman George Sponselee bij gelegen voor behoud van deze kleine landschapselementen. Er verscheen zelfs een publicatie over.
Het waterschap De Drie Ambachten onder Wim Gosselaar en het waterschap Zeeuws-Vlaanderen later onder Huubje Eversdijk en Wybe de Graaf ontpopten zich in de jaren ’90 en later meer en meer als landschapsbeheerder, met herinrichtingsprojecten bij kreken (Koewacht, Breskens, Clinge) en onder de zeewering (Margarethapolder).
Het kleine landschapselement stond lange tijd op de agenda van het schap en nu dreigt het er af te vallen, omdat het Zeeuws Landschap vindt dat Zeeuws-Vlaanderen terug moet naar de oerlandschap, het kale schorren en slikkenland, het domein van krab, vis en gevogelte. Terug naar 1287.
We leven echter in 2010.
De tijd terugdraaien kan niet. Zeeuws-Vlaanderen is al lang geen natuurlijk landschap meer, maar een cultuurlandschap. De stukjes die we natuur durven noemen zijn opgeharkte tuintjes ingericht in een bepaalde periode. De populierendijken en bosjes, de bebouwde overhoekjes, de waterwilgen langs de sloten; ze horen net zo goed in ons landschap als de kreekgeulen, schorren en slikken.
Gun de haast verdwenen patrijs ook een hoekje leefruimte in plaats van alles te gunnen aan ganzen, die eigenlijk zouden moeten trekken, maar al jaren in onze contreien blijven hangen.

Over van Gremberghe

Journalist en internetondernemer. Verslaggever in algemene dienst. Schrijft over Zeeland, Neder- en buitenland. Over wat wel en niet gebeurt, over reizen en soms over gewone mensen. Immer gedreven en oprecht, voor zover daar sprake van kan zijn.
Dit bericht is geplaatst in DAAR : Zeeuwse zaken, HIER ; Zeeuws-Vlaamse zaken. Bookmark de permalink.